Pagina:Marcellus Emants - Een nagelaten bekentenis (1894).djvu/88

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

Dus waren wij opeens geëngageerd!

Al dadelijk voelde ik me onvoldaan; het nieuwe beantwoordde weer in 't geheel niet aan de verwachting. Ik had me vroeger het verliefd-zijn voorgesteld als iets, zoal niet verbodens dan toch zeker verborgens. Als een schat, waarvan alleen Anna zou afweten, maar waarvan zelfs zij de naam niet zou spreken, had ik 't in het diepste duister van mijn ziel willen bewaren en koesteren. Nu leek 't me ontwijd door de ruwe openbaring, verflauwd door het medeweten van derden.

Ik begrijp thans, dat Anna de zaak heel anders heeft opgevat. Zij wilde trouwen, omdat het voor een meisje nu eenmaal zo hoorde, terwijl ongetrouwd-te-blijven haar een soort vernedering leek en zij nam mij, omdat ik de eerste en vooralsnog enige was, die haar gevraagd had. Veel meer ging er niet in haar om. Ik geloof wel, dat zij zich verbeeldde van me te houden; maar wat haar in mij interesseerde was de Don Juan, die ik vertoonde, niet de Termeer, die ik was.

En nu zal 't wel evenzeer aan mij als aan haar hebben gelegen, dat er tussen ons zo weinig inkwam van het elkaar in de ogen staren, het lange warme zoenen, het hand in hand zitten en al de verrukkelijke aanrakingen, waaruit een magnetische levensstroom alle zenuwen moet doortrillen, tot ze opklinken in een overweldigend akkoord, dat de ziel doorgalmt gelijk orgelmuziek een Gothische dom.

In mijn zeldzame ogenblikken van innerlijk opglanzen uit de mist van mijn matheid had ik me dit alles zo mooi voorgesteld, er een hernieuwing van mijn hele zieleleven van gehoopt en nu voelde ik me op z'n best als in een kerk onder gelovigen: de plechtigheid deed me aan, maar me meeslepen, zoals zij anderen meesleepte, me voor een poos aan het aardse ontrukken... neen, dat vermocht zij niet.

Van dag tot dag bleef ik op beterschap hopen en overtuigd van mijn gebrek aan geestdrift en tact deed ik herhaaldelijk pogingen om haar en mij te noodzaken tot een

84