Pagina:Mark Twain, De Lotgevallen van Tom Sawyer (1920).pdf/100

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

spoedig de bewijzen bij de hand en het vonnis klaar), maar dat hij nergens te vinden was. Men had op alle wegen en in allerlei richtingen mannen te paard gezien en de sherif hield zich verzekerd, dat hij vóór den nacht gevat zou zijn.

De geheele stad liep uit naar het kerkhof. Tom vergat ook voor het oogenblik zijn hartzeer en voegde zich bij den stoet, niet omdat hij niet duizendmaal liever overal elders zou zijn heengegaan, maar omdat eene huiveringwekkende onweerstaanbare betoovering hem voortdreef. Bij de akelige plaats gekomen, drong hij met zijn klein lichaam door de menigte heen en aanschouwde het afgrijselijk tooneel. Het was hem alsof er een eeuw was voorbijgegaan, sedert hij daar geweest was. Op eens werd hij in den arm geknepen. Hij keerde zich om en zijne oogen ontmoetten die van Huckleberry. Daarop keken de knapen dadelijk den anderen kant uit en hun hart klopte bij de gedachte, dat iemand dien blik van verstandhouding mocht bemerkt hebben. Doch iedereen was aan het praten en verdiept in het vreeselijk schouwspel, dat zich voor het oog vertoonde.

‘Die arme man! Het is een goede les voor lijkendieven. Muff Potter zal er voor hangen, als ze hem krijgen!’ Dit was zoo ongeveer de loop van het gesprek op het kerkhof en de dominee maakte de opmerking, ‘dat het een “Godsoordeel” was en dat des Heeren hand hier kennelijk werd gezien.’

Plotseling begon Tom van het hoofd tot de voeten te beven, want zijn oog viel op het verstokte gelaat van Injun Joe. Op dit oogenblik ontstond er eene kleine opschudding onder de menigte en verscheidene menschen riepen: ‘Daar is hij! daar is hij! Hij komt zelf!’

‘Wie? Wie?’ herhaalden twintig stemmen.

‘Muff Potter!’