Naar inhoud springen

Pagina:Mark Twain, De Lotgevallen van Tom Sawyer (1920).pdf/102

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Huckleberry en Tom waren sprakeloos van ontzetting, toen zij den verstokten moordenaar kalm zijne verklaring hoorden afleggen. Zij verwachtten elk oogenblik, dat God een bliksemstraal uit den helderen hemel op hem zou doen nederschieten, en verwonderden er zich over, dat die straf zich voortdurend liet wachten. En toen Injun Joe uitgesproken had en nog levend en gezond voor hen stond, verdween uit hun hart de aandrang om hun eed te breken en het leven van den armen bedrogen gevangene te redden want deze ellendeling, die er zoo goed afkwam, had zich ongetwijfeld aan den duivel verkocht en het zou gevaarlijk wezen zich met het eigendom van een macht als deze in te laten.

‘Waarom zijt gij niet weggebleven? Wat behoefdet gij hier terug te komen?’ vroeg een der omstanders.

‘Ik, ik kon niet anders,’ kermde Potter; ‘ik zou zoo gaarne weggeloopen zijn, maar ik werd naar deze plaats als gedreven.’ En hij begon weder te snikken.

Een paar minuten later, bij het gerechtelijk onderzoek, herhaalde Injun Joe met dezelfde kalmte als den eersten keer zijne verklaringen onder eede en de omstandigheid dat hij nu weder niet door den bliksemschicht getroffen werd, versterkte de knapen in hun geloof, dat Joe zich aan den duivel had verkocht. Hij werd thans in hunne oogen het vreeselijkste en belangwekkendste wezen, dat zij ooit hadden aanschouwd, en hij boeide hen in zulk eene mate, dat zij hunne oogen niet van hem konden afhouden. Bij zichzelven besloten zij, om zoodra de gelegenheid zich voordeed, hem des nachts te bespieden, in de hoop dan iets van zijn vreeselijken meester te zien te krijgen.

Injun Joe hielp het lijk van den vermoorde optillen en ten vervoer in den ziekenwagen leggen, en onder de sidderende menigte werd het gemompel gehoord, dat de wond een weinig bloedde. De jongens dachten, dat deze