Pagina:Mark Twain, De Lotgevallen van Tom Sawyer (1920).pdf/154

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

te geven, dat je niet dood, doch alleen weggeloopen waart.’

‘Ja, waarom heb je dat niet gedaan?’ zeide Marie. ‘Ik geloof zeker, dat, als je er aan gedacht hadt, je wel even hier zoudt gekomen zijn.’

‘Zou je, Tom?’ vroeg tante Polly, terwijl zij peinzend haar gelaat tot hem ophief. ‘Zeg, zou je het gedaan hebben, als je er aan gedacht hadt?’

‘Ik.... wel, ik weet het niet. Het zou alles bedorven hebben.’

‘Tom, ik dacht dat je ten minste zooveel van mij hieldt, om dat voor mij over te hebben,’ zeide tante Polly, op een toon zoo vol weemoed, dat het gemoed van den knaap volschoot. ‘Het zou mij een troost geweest zijn te weten, dat je er aan gedacht had, zelfs zonder het te hebben gedaan.’

‘Nu, lieve tante, maak er u niet naar over,’ vleide Marie; ‘'t is niets dan onnadenkendheid van Tom. Hij is altijd zoo - zoo onbezonnen.’

‘'t Spijt mij vreeselijk! Sid zou er aan gedacht hebben; hij zou bij mij gekomen zijn. O Tom, eens zal het je berouwen, als het te laat is, en dan zul je zeggen: “Was ik maar wat meer bezorgd voor haar geweest!”’

‘Och tante,’ zeide Tom, ‘u weet toch wel, dat ik veel van u houd.’

‘Ik zou het beter weten, indien je er een weinigje meer naar handeldet.’

‘Ik wou nu wel, dat ik het maar gedaan had,’ zeide Tom, op berouwvollen toon; ‘maar ik heb toch van u gedroomd; dat is al wat.’

‘Dat zegt nog niet veel; een kat doet hetzelfde: maar 't is toch beter dan niets. Wat heb je gedroomd?’

‘Wel, Woensdagnacht droomde ik, dat u bij het bed zat en Sid op de houtkist en Marie naast hem.’