Pagina:Mark Twain, De Lotgevallen van Tom Sawyer (1920).pdf/193

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

‘Hadt gij niemand bij u?’

‘Ja, mijnheer. Ik was daar met...’

‘Wacht, wacht een oogenblik. Gij behoeft den naam van uw makker niet te noemen. Wij zullen hem te zijner tijd voorbrengen. Hadt gij iets bij u?’

Tom aarzelde en keek verlegen voor zich.

‘Spreek vrij uit, mijn jongen; - wees niet bedeesd. 't Is altijd braaf om de waarheid te spreken. Wat hebt gij mede naar het kerkhof genomen?’

‘Niets dan een - een doode kat!’

Voor een oogenblik verhief zich zulk een luid geglimlach onder de menigte, dat de voorzitter den hamer moest gebruiken.

‘Nu, mijn jongen, vertel ons alles wat er is voorgevallen. Zeg het in uw eigen taal; - sla niets over en wees niet bang.’

Tom begon. Eerst aarzelend, doch naarmate hij zich warmer over het onderwerp maakte, vloeiden zijne woorden met grooter gemak, en het duurde niet lang of er werd geen geluid gehoord dan dat van zijne stem. Aller oogen waren op hem gericht en met open mond en ingehouden adem hing het publiek aan zijne lippen, ontzet door het verhaal van de afgrijselijke geschiedenis. De hooggespannen aandacht bereikte haar toppunt, toen de jongen zeide:

‘En toen de dokter de plank opnam en Muff Potter viel, sprong Injun Joe met het mes op hem toe en....’

Krak! Sneller dan de bliksem vloog de kleurling door een raam, duwde allen die hem trachten tegen te houden terug en was verdwenen.