Pagina:Mark Twain, De Lotgevallen van Tom Sawyer (1920).pdf/195

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

die door de vreeselijkste en geheimzinnigste eeden gesloten waren geweest, had Huck zijn vertrouwen in de menschheid voor eeuwig verloren. Zoolang het daglicht scheen, maakte Muff Potters dankbaarheid Tom blijde dat hij gesproken had; maar zoodra de avond was gedaald, zou hij om alles gewild hebben dat zijn mond gesloten was gebleven. Het eene oogenblik bekroop hem de vrees, dat Injun Joe nooit gevat zou worden, en het andere beefde hij bij de gedachte dat het wel zou gebeuren. Het was hem alsof hij niet weder vrij zou ademen, voordat die man dood was en hij zijn lijk had gezien. Geldsommen waren uitgeloofd, men had het land doorkruist, doch er werd geen Injun Joe gevonden. Op zekeren dag kwam er uit St. Louis een van die alwetende, ontzagwekkende wonderen in menschengedaante, een agent van de geheime politie, hoofdschuddend en met een voornaam gezicht te St. Petersburg en maakte dien kolossalen opgang, welke leden van dat verheven lichaam altijd maken. Hij kwam zeggen, dat hij den ‘sleutel’ gevonden had. Doch aangezien men geen ‘sleutel’ wegens moord kon ophangen, bracht het bezoek van den grooten man weinig licht aan en voelde Tom zich al even bezwaard als vroeger. De eene dag voor en de andere na ging voorbij, zonder dat hem het drukkend wicht van den angst werd afgenomen.




 

HOOFDSTUK XXVI.




Er komt een tijd in elk wel ingericht jongensleven, dat hij door een vurige begeerte wordt aangegrepen om ergens een verborgen schat te gaan zoeken. Dat verlangen bekroop