Pagina:Mark Twain, De Lotgevallen van Tom Sawyer (1920).pdf/220

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

om zijn plan tot wraakneming ten uitvoer te brengen en zou hij op zijn geld afgaan.’

‘Je hebt gelijk, Tom, je hebt gelijk! Ik zal hem volgen. Sapperloot, dat zal ik!’

‘Nu praat je naar mijn zin! Geef den moed niet op, Huck, en ik zal het ook niet doen.’




 

HOOFDSTUK XXIX.




Dienzelfden avond waren Huck en Tom van zessen klaar om het waagstuk te ondernemen. Zij bleven tot na negen uren in de buurt der herberg omhangen, terwijl de een bij de steeg en de ander bij de deur der herberg wacht hield. Niemand ging het straatje in of uit; niemand die op den Spanjaard geleek, stapte naar de herberg of kwam er vandaan. Daar de nacht beloofde zeer helder te zijn, ging Tom naar huis met de afspraak, dat indien het onverhoopt nog donker werd, Huck zou komen ‘miauwen’, en hij de deur zou uitsluipen en de sleutels probeeren. Doch de nacht bleef onbewolkt en Huck gaf het wachthouden op en ging tegen middernacht in een leege suikerton slapen.

Dinsdag hadden de knapen denzelfden tegenspoed. Woensdag ook. Doch Donderdagnacht beloofde beter te zijn. Tom sloop ter goeder ure met tantes dievenlantarentje de deur uit en nam een grooten handdoek met zich, om daarmede het licht te bedekken. Hij verborg de lantaarn in Hucks suikerton en het wachthouden begon.

Tegen elf uren werd de herberg gesloten en werden de lichten, de eenige uit de geheele buurt, uitgedaan. Geen