Pagina:Mark Twain, De Lotgevallen van Tom Sawyer (1920).pdf/27

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

derhalve ten hoogste hem opeens met een onverschrokken gelaat voor haar te zien staan. Zijn eerste woord was; ‘Mag ik nou gaan spelen, tante?’

‘Wat, nu al? Hoe ver ben je?’

‘Alles is klaar, tante.’

‘Tom, lieg niet! Leugenaars kan ik niet uitstaan.’

‘Het is geen leugen. Alles is klaar.’

Tante Polly sloeg maar half geloof aan deze verzekering en ging naar buiten om zelve te kijken. Zij zou reeds tevreden geweest zijn, indien twintig percent van Toms verklaring waarheid geweest ware, en toen zij nu de gansche schutting met witsel bestreken vond, en bestreken niet alleen, maar netjes en met zorg bewerkt, en zelfs den grond met een streek kalk bedeeld, had zij geen woorden genoeg om hare bewondering lucht te geven en riep zij uit:

‘Wel, heb ik ooit zoo iets gezien! 't Is ongeloofelijk. Jij kunt werken, als je het op je heupen hebt, Tom!’ Doch meteen verkleinde zij de waarde van het compliment door er bij te voegen: ‘'t Is jammer, dat dit zelden gebeurt. Kom, ga nu maar spelen, doch denk er aan, dat je bijtijds tehuis komt, of ik zal je spreken.’

Toms heldenstuk had zulk een overweldigenden indruk op haar gemaakt, dat zij hem meenam naar de provisiekamer en een prachtigen appel uitkoos, dien ze hem overhandigde met een nuttige les over de waarde en den bijzonderen geur die eene lekkernij verkrijgt, wanneer zij de vrucht is, niet van zonde, maar van naarstigheid. En terwijl zij tot slot eene toepasselijke plaats uit de Schrift aanhaalde, kaapte haar neef een spekpannekoek. Toen liep hij vroolijk weg en zag juist Sid verschrikt de trap ophollen, die naar de achterkamer op de tweede verdieping voerde. Voor de deur lag een hoop aarde en in een oogenblik was de lucht vol kluiten, die als een hagelbui op Sid neervielen. Eer tante Polly van