Pagina:Mark Twain, De Lotgevallen van Tom Sawyer (1920).pdf/273

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

‘Sid, er is maar één persoon in de geheele stad, gemeen genoeg om dat te doen, en dat ben jij. Als je in Hucks plaats geweest waart, zou je als een slang den heuvel afgekropen zijn en nooit iets van de dieven verteld hebben. Jij kunt niet anders dan gemeene dingen doen en jij kunt niet aanzien, dat er een ander geprezen wordt, omdat hij goed heeft gedaan. Daar, je behoeft er niet voor te bedanken, zooals de weduwe zegt.’ En Tom gaf Sid een klap om zijne ooren en schopte hem de deur uit. ‘Kom, ga het nu aan tantetje vertellen en morgen zul je er van lusten.’

Niet lang hierna zaten al de gasten der weduwe aan tafel en een dozijn kinderen werden, naar de gewoonte van dat land en dien tijd, aan kleine tafeltjes, in dezelfde kamer opeengehoopt. Op een gepast oogenblik hield de heer Jones een kleine toespraak, waarin hij de weduwe zijn dank betuigde voor de eer die zij hem en zijnen zonen bewees; maar er was, zeide hij een ander persoon wiens nederigheid, enz. enz. Hij bracht het geheim van Hucks aandeel aan het vraagstuk op de treffendste wijze en met de schoonste dramatische wendingen, die hij in zijne macht had, voor den dag; doch de verrassing, die deze ontdekking veroorzaakte, was eenigszins gehuicheld, en het gejuich was niet zoo groot als het onder gelukkiger omstandigheden geweest zou zijn. Toch deed de weduwe haar best om een verrast gezicht te zetten en hoopte zulk een tal van complimenten en zooveel dankbaarheid op Hucks hoofd, dat de knaap den bijna ondraaglijken last zijner nieuwe kleeren haast vergat, door het onuitstaanbaar lijden van als een mikpunt voor ieders blikken en ieders loftuigingen gebruikt te worden. De weduwe zeide, dat zij Huck een tehuis zou geven onder haar dak en voor zijne opvoeding zou zorgen; en dat, als zij geld te missen had, zij hem een eerlijk beroep zou doen leeren.