Pagina:Mark Twain, De Lotgevallen van Tom Sawyer (1920).pdf/280

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

jongen; ik zal aan de weduwe vragen, of ze je een beetje meer vrijheid wil geven.’

‘Zul je dat wezenlijk doen, Tom? Dat is goed. Als ze mij maar enkele dingen toelaat, die ik graag doe, zal ik wel vloeken en rooken, waar ze mij niet hoort of ziet, en mij er dan wel doorredden. Wanneer ga je de bende in orde maken, en wanneer worden we roovers?’

‘Nu, zoo dadelijk. Wij zullen de jongens bij elkaar zien te krijgen en van nacht het initiatief nemen.’

‘Het initiatief? Was is dat?’

‘Dat is, dat we zweren zullen, elkander bij te staan en nooit de geheimen der bende te verklappen, zelfs al werden we aan stukken gehakt, en het geheele huisgezin uit te moorden van hen, die de bende kwaad doet.’

‘Dat is aardig, - dat is allemachtig aardig, Tom.’

‘Wel, waarachtig is het dat. En wij moeten tegen middernacht zweren, op de akeligste, eenzaamste plaats, die we maar vinden kunnen. Een spookhuis is het beste; maar die zijn nu allemaal omvergehaald. En wij moeten zweren op een doodkist en den eed met bloed bezegelen.’

‘Nu, dat lijkt mij! Wel, dat is duizendmaal prettiger dan zeeroover te zijn. Ik zal tot aan mijn dood bij de weduwe blijven; en als ik een geduchte roover zal zijn, van wien iedereen den mond vol heeft, zal ze nog blij toe wezen, dat ze me uit het slijk heeft gehaald.’



Dus eindigt dit verhaal. Daar het uitsluitend mijne bedoeling was, de geschiedenis van een jongen te vertellen, mag ik thans ophouden; anders zou het de levensbeschrijving van een man worden. Als men een roman schrijft over volwassenen, weet de schrijver precies hoe hij moet eindigen, - te weten, met een huwelijk. Doch wanneer hij iets uit de