Pagina:Mark Twain, De Lotgevallen van Tom Sawyer (1920).pdf/43

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

te voren een oorveeg gegeven hadden, en door coquet kleine vingertjes tegen stoute jongens op te heffen en de zoeten vriendelijk op de schouders te kloppen. De ondermeesters trachtten ‘uit te komen’ door zachte vermaningen uit te deelen en door ander gezagsvertoon, dat blijk moest gegeven van hun slag om de orde te handhaven. De kleine jongens en meisjes trachtten ‘uit te komen’ door de lucht met proppen papier en het geluid van schuifende voeten te vervullen. En boven dit alles zat de groote man en liet een raadsheerlijken glimlach over de geheele school gaan en koesterde zich in den zonneschijn van zijn eígen grootheid, want ook hij trachtte ‘uit te komen’.

Er ontbrak nog slechts één ding, om des heeren Walters verrukking tot haar hoogste volkomenheid te brengen — en dat was de kans om een bijbelprijs uit te deelen en een wonder te vertoonen. Verscheidene leerlingen bezaten een paar gele kaartjes, maar geen enkele had er genoeg; hij was reeds bij de wonderkinderen onder zijn leerlingen rond geweest en zou goud gegeven hebben om den Duitschen jongen eventjes met gezonde hersenen terug te hebben.

Juist op dit oogenblik, toen alle hoop hem dreigde te ontvlieden, kwam Tom Sawyer uit de bank met negen gele, negen roode en tien blauwe kaartjes en verzocht om den bijbel.

Dit was een donderslag uit een onbewolkten hemel! Uit dien hoek zou Walter in geen tien jaar dergelijk blijk van naarstigheid verwacht hebben. Maar er was niets aan te doen; — daar lagen de bewijzen en zij waren echt. Aan Tom werd daarom eene eereplaats aangewezen in de nabijheid van den Raadsheer en de andere uitverkorenen, en het groote nieuws werd in de hoofdkwartieren verspreid. Het was eene verbazende verrassing, en de held werd tot des