Pagina:Mark Twain, De Lotgevallen van Tom Sawyer (1920).pdf/44

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Raadsheers hoogte verheven, zoodat de school in plaats van één wonder er twee te aanschouwen kreeg. Al de jongens verteerden van afgunst, maar de bitterste kwellingen verduurden de knapen, die te laat bemerkten, dat zij tot dezen hatelijken luister hadden medegewerkt, door aan Tom kaartjes te verkoopen voor de schatten, die hij met het witten verdiend had. Dezen verachtten zichzelven als de dupes van een sluwen bedrieger, van een verraderlijke adder in het gras.

De prijs werd aan Tom uitgereikt met al de loftuitingen, welke de catechiseermeester onder de bestaande omstandigheden uit zijn binnenste kon oppompen, doch waaraan slechts één ding ontbrak namelijk waarheid, want de arme man voelde instinctmatig, dat hij hier voor een geheim stond, hetgeen misschien het licht niet zien kon. Het was de ongerijmdheid zelve, dat deze knaap een voorraad van twee duizend schooven schriftuurlijke wijsheid had vergaard, aangezien ongetwijfeld reeds een dozijn te veel voor zijne krachten geweest zou zijn. Amy Lawrence was trotsch en verheugd en zij deed haar best Tom dit te doen zien, maar hij wilde niet kijken. Dit verwonderde haar; zij werd een weinig ongerust, kreeg toen een onbestemd gevoel van argwaan, dat kwam en verdween en weer terugkwam, totdat een steelswijs geworpen blik haar alles openbaarde. En toen brak haar hart en zij werd jaloersch en boos; zij begon te schreien en haatte de geheele wereld, en Tom met haar, — zoo dacht zij ten minste.

Tom werd aan den Raadsheer voorgesteld, maar zijn tong kleefde hem aan 't verhemelte. Zijn hart bonsde, — gedeeltelijk tengevolge van de angstwekkende grootheid van dien man, maar vooral omdat hij haar oom was. Indien het donker was geweest, zou hij wel op zijne knieën hebben willen vallen om hem te aanbidden. De Raadsheer