Pagina:Mark Twain, De Lotgevallen van Tom Sawyer (1920).pdf/68

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

overtoog zijn omhooggekeerd gelaat. Daar kwam tersluiks de percussiedoos voor den dag. Hij liet een schallebijter los en zette dien op den lagen, platten lessenaar. Het beestje was niet minder erkentelijk dan Tom, doch zijne blijdschap bleek wat voorbarig te zijn geweest, want toen het dankbaar pogingen deed om te ontkomen, legde Tom het, met behulp van een speld, op den rug en dwong het een anderen weg te nemen.

Tom had zijn boezemvriend naast zich, die onder hetzelfde leed gebukt ging als zijn makker en, vol vreugde over de afleiding, oogenblikkelijk een warme belangstelling in deze vermakelijkheid aan den dag legde. Die boezemvriend was Joe Harper. De beide jongens waren de gansche week door verklaarde vrienden, maar 's Zaterdags meestal geslagen vijanden. Joe nam een speld uit de panden van zijn buisje en begon de behulpzame hand te bieden om het diertje mores te leeren. Het spel werd terstond hoogst belangwekkend. Spoedig verklaarde Tom, dat zij met elkaar in botsing kwamen en daardoor geen van beiden iets aan den schallebijter hadden. Hij nam Joe's lei en trok een lijn op den lessenaar van boven naar beneden.

‘Nu,’ zeide hij, ‘zoolang hij op uw grondgebied blijft, moogt gij hem prikken, en ik zal er mij niet mede bemoeien, maar als hij aan mijne zijde komt, moet ge hem met vrede laten, zoolang ik hem beletten kan de grenzen over te trekken.’

‘Best! Vooruit maar; - laat hem los.’

De schallebijter ontsnapte Tom en stak de evenachtslijn over. Na een tijdlang door Joe geplaagd te zijn liep hij weg en ging naar Tom. Dit veranderen van grondgebied duurde een geruimen tijd voort. Terwijl de eene jongen het beest met hart en ziel kwelde, keek de andere met een even groote belangstelling toe, en de beide hoofden