Pagina:Mark Twain, De Lotgevallen van Tom Sawyer (1920).pdf/72

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

‘Nu moet je het mij ook influisteren, - precies hetzelfde.’

Zij zweeg een oogenblik en sprak toen:

‘Keer je gezicht naar den anderen kant, zoodat je mij niet zien kunt, dan zal ik het doen. Maar je moogt het niemand vertellen. Beloof je me dat op je woord van eer?’

‘Ja. Kom zeg het nu, Becky.’

Hij keerde zijn gezicht om. Zij boog zich schroomvallig naar hem toe, zoo dicht dat hij haar adem onder zijn krullen voelde en fluisterde:

‘Ik - houd - dol - van je.’

Toen sprong zij weg en liep om den lessenaar en banken heen en Tom achter haar aan, totdat zij zich eindelijk in een hoek verschanste en haar wit schortje over haar gezichtje trok. Tom pakte haar om den hals en zei smeekend:

‘Nu, Becky, is het klaar behalve de zoen. Wees daar maar niet bang voor, dat is niets. Toe, Becky.’

En met deze woorden trok hij aan haar boezelaar, totdat deze langzaam naar beneden gleed en zij zich met gloeiende wangen aan de operatie onderwierp. Tom zoende de roode lipjes en zei:

‘Nu is het geheel en al in orde, Becky. En nu weet je vooreens en voorgoed, dat je van niemand anders dan van mij moogt houden en met niemand dan met mij moogt trouwen; neen, nooit, nooit. Beloof je dat?’

‘Ja, ik zal van niemand anders houden dan van jou, Tom. Maar jij moogt ook met niemand anders trouwen dan met mij.’

‘Natuurlijk. Dat spreekt vanzelf. En nu hoort er ook bij, dat je bij het naar school of naar huis gaan met me wandelt, ten minste als niemand het ziet, en dat bij feestjes