Pagina:Marx, De burgeroorlog in Frankrijk (vertaling 1936).pdf/27

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

TWEEDE ADRES VAN DE GENERALE RAAD OVER DE
FRANS-DUITSE OORLOG.

II.


In ons eerste manifest van 23 Juli zeiden wij: —

„De doodsklok van het tweede keizerrijk heeft reeds te Parijs geluid. Het zal eindigen, zoals het begonnen was: met een parodie. Maar vergeten wij niet, dat de regeringen en de heersende klassen van Europa het Louis Bonaparte mogelijk maakten, achttien jaar lang de wreede klucht der restauratie van het tweede keizerrijk te spelen”.

Dus reeds voor de krijgsoperaties begonnen waren, behandelden wij de Bonapartistische zeepbel als een ding uit het verleden.

Wij hebben ons omtrent de levensvatbaarheid van het tweede keizerrijk niet vergist. Wij hadden ook geen ongelijk, toen wij de vrees uitspraken, dat de Duitse oorlog „zijn streng defensief karakter” zou verliezen en in een oorlog tegen het Franse volk ontaarden. De verdedigingsoorlog eindigde inderdaad met de overgave van Louis Napoleon, de kapitulatie van Sédan en de proklamatie van de republiek te Parijs. Maar reeds lang vóór deze gebeurtenissen, reeds op hetzelfden ogenblik, dat de gehele ontbinding van de Bonapartistische gewapende macht zekerheid werd, besloot de Pruisische militaire kamarilla tot verovering. Koning Wilhelm's eigen proklamatie in het begin van de oorlog stond hun wel-is-waar als een lelijke hinderpaal in de weg. In zijn troonrede voor de Noord-Duitse Rijksdag had hij plechtig verklaard, slechts tegen den keizer der Fransen en niet tegen het Franse volk oorlog te voeren. Op de 11de Augustus had hij een manifest aan de Franse natie uitgevaardigd, waarin hij zeide: —

„Keizer Napoleon heeft de Duitse natie, die gewenst heeft, en nog steeds wenst, in vrede met het Franse volk te leven, te water en te land aangevallen; ik heb het bevel over het Duitse leger op mij genomen om deze aanval af te weren, en de militaire gebeurtenissen hebben mij er toe gebracht, de grenzen van Frankrijk te overschrijden”.

Niet tevreden, het „zuiver defensieve karakter” van de oorlog te doen uitkomen door de bewering, dat hij slechts het opperbevel over de Duitse legers op zich had genomen, om „overvallen af te weren”, voegde hij er aan toe, dat hij er slechts „door militaire voorvallen toe was