Pagina:Marx, De burgeroorlog in Frankrijk (vertaling 1936).pdf/33

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

sociale verovering geproklameerd, maar als een nationale verdedigingsmaatregel. Zij is in handen van een voorlopige regering, die gedeeltelijk uit bekende Orleanisten, voor een ander deel uit bourgeois-republikeinen is samengesteld, en onder dezen zijn er enigen, op wie de Juni-opstand van 1848 zijn onuitwisbaar brandmerk heeft achtergelaten. De arbeidsdeling onder de leden van die regering schijnt weinig goeds te beloven. De Orleanisten hebben zich van de sterke posities meester gemaakt, — het leger en de politie, — terwijl den zogenaamden republikeinen de klets-baantjes zijn toebedeeld. Enkele hunner eerste handelingen bewijzen tamelijk duidelijk, dat zij van het keizerrijk niet slechts een hoop bouwvallen hebben geërfd, maar ook zijn angst voor de arbeidersklasse. Wanneer thans in mateloze bewoordingen uit naam der republiek onmogelijke dingen worden beloofd, geschiedt dit dan misschien om de roep naar een „mogelijke” regering uit te lokken? Moet soms de republiek in de ogen der bourgeois, die graag haar lijkbezorgers zouden worden, slechts als overgang naar een Orleanistische restauratie dienen?

Zo ziet zich de Franse arbeidersklasse in uiterst moeilijke omstandigheden geplaatst. Iedere poging om de nieuwe regering ten val te brengen, nu de vijand reeds bijna aan de poorten van Parijs klopt, zou een wanhopige dwaasheid zijn. De Franse arbeiders moeten hun plicht als burgers doen; maar zij mogen zich niet laten beheersen door de nationale herinneringen van 1792, zoals de Franse boeren zich lieten bedriegen door de nationale herinneringen van het eerste keizerrijk. Zij moeten niet het verleden herhalen, maar de toekomst opbouwen. Mogen zij rustig en vastbesloten gebruik maken van de middelen, die hun de republikeinse vrijheid geeft, om grondig de organisatie van hun eigen klasse tot stand te brengen. Dit zal hun nieuwe, Herkulische krachten verlenen voor de wedergeboorte van Frankrijk en voor onze gemeenschappelijke taak, de bevrijding van het proletariaat. Van hun kracht en wijsheid hangt het lot der republiek af.

De Engelse arbeiders hebben reeds stappen gedaan om door een gezonde druk van buiten de tegenzin hunner regering tegen het erkennen van de Franse republiek te breken. Dit huidige talmen der Engelse regering moet waarschijnlijk de anti-Jakobijnen-oorlog van 1792 weer goed maken, evenals de vroegere ongepaste haast, waarmee zij haar goedkeuring aan de staatsgreep hechtte. Bovendien eisen de Engelse arbeiders van hun regering, dat zij zich uit alle macht zal verzetten tegen 't verbrokkelen van Frankrijk, waarnaar een gedeelte der Engelse