Pagina:Marx, De burgeroorlog in Frankrijk (vertaling 1936).pdf/43

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

teruggedraaid tot aan de Chambre introuvable (de Kamer van landraden en jonkers) van 1816. In de Vergaderingen der republiek, van 1848 tot 1851, waren zij door hun beschaafde en geschoolde parlementaire leiders vertegenwoordigd geweest; maar thans drongen de gewone soldaten der partij zich naar voren, — alle Pourceaugnacs van Frankrijk.

Zodra deze Vergadering van Rureaux (landjonkers) te Bordeaux was geopend, maakte Thiers hun duidelijk, dat zij de vredes-preliminairen onmiddellijk moesten aannemen, zelfs zonder het eerbetoon van een parlementair debat, als enige voorwaarde, waarop Pruisen hun zou veroorloven, tegen de republiek en haar vaste burcht. Parijs, de oorlog te beginnen. De kontra-revolutie had inderdaad geen tijd te verliezen. Het tweede keizerrijk had de staatsschuld verdubbeld en veroorzaakt, dat de grote steden onder een zware plaatselijke schuldenlast gebukt gingen. De oorlog had de eisen, aan de natie gesteld, schrikbarend verhoogd en haar hulpbronnen meedogenloos verwoest. Daar stond, om de ruïne te voltooien, de Pruisische Shylock met zijn wissel voor het onderhoud een half millioen zijner soldaten op Franse bodem, voor een schadeloosstelling van vijf milliarden en vijf procent rente op de nog onbetaalde termijnen daarvan. Wie moest de rekening betalen? Slechts door op gewelddadige wijze de republiek ten val te brengen, konden degenen, die zich de rijkdom hadden toegeëigend, hopen, dat zij de kosten van een, door hen zelf veroorzaakte oorlog op de schouders der voortbrengers van deze rijkdom konden afwentelen. En zo spoorde juist de onmetelijke ruïne van Frankrijk deze patriottische vertegenwoordigers van grondbezit en kapitaal aan om, onder de ogen en de hoge protektie van den vreemden veroveraar, de buitenlandse oorlog aan te vullen met een burgeroorlog, een slavenhouders-rebellie.

Aan deze samenzwering stond een grote hinderpaal in de weg: Parijs. Het ontwapenen van Parijs was de eerste voorwaarde van het sukses. Thiers eiste derhalve van Parijs, dat het zijn wapens zou neerleggen. Daarop werd Parijs opgehitst door de dolle anti-republikeinse demonstraties der Landjonkers-Vergadering en door Thiers' eigen, dubhelzinnige uitspraken over het juridisch bestand der republiek; door de bedreiging, dat men Parijs zou onthoofden en onthoofdstedelijken (decapiter et décapitaliser); het benoemen van Orleanistische gezanten; Dufaure's wetten op de vervallen wissels en de huishuren, die de handel en de Industrie van Parijs met de ondergang bedreigden; Pouyer-Quertier's belasting van twee centimes op elk exemplaar van elk mogelijk gedrukt stuk; de doodvonnissen tegen Blanqui en Flourens; het onderdrukken van