Pagina:Marx, De burgeroorlog in Frankrijk (vertaling 1936).pdf/63

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

gevonden, dat de betaling van den priester, in plaats van door den belastinggaarder te worden ingevorderd, slechts afhankelijk zou zijn van het vrijwillige resultaat van de hang naar vroomheid zijner gemeente. Dit waren de grote direkte weldaden, die de heerschappij der Kommune, — en zij alleen, — den Fransen boeren in het vooruitzicht stelde.

Het is dus geheel overbodig, hier nader in te gaan op de ingewikkelde werkelijke levenskwesties, die de Kommune alléén in staat, en tegelijkertijd gedwongen was, ten voordele van den boer op te lossen: — de hypotheekschuld, die als een zware last op zijn lapje grond drukte, — het landelijke proletariaat, dat dagelijks daarop aangroeide, — en zijn eigen onteigening van dit lapje, welke met steeds toenemende snelheid plaats vond als gevolg van de ontwikkeling van het moderne landbouwbedrijf en de konkurrentie der kapitalistische bodemkultuur.

De Franse boer had Louis Bonaparte tot president der republiek gekozen, maar de partij der orde schiep het tweede keizerrijk. Wat de Franse boer werkelijk nodig heeft, begon hij in 1849 en '50 te tonen, toen hij overal zijn burgemeester tegenover den regeringsprefekt, zijn onderwijzer tegenover den regeringspaap en zelfs tegenover den regeringsgendarme plaatste. Alle wetten, door de partij der orde in Januari en Februari 1850 uitgevaardigd, waren erkende dwangmaatregelen tegen de boeren. De boer was Bonapartist, omdat de Grote Revolutie, met al de voordelen voor hem, in zijn ogen in Napoleon was belichaamd. Deze vergissing, die onder het tweede keizerrijk bezig was, snel in elkaar te storten (zij was overeenkomstig haar gehele aard vijandig aan de landjonkers), dit vooroordeel van het verleden, — hoe zou het hebben kunnen standhouden tegenover het beroep der Kommune op de levende belangen en dringende behoeften der boeren?

De landjonkers, — dit was inderdaad hun voornaamste angst, — wisten, dat drie maanden van vrij verkeer tussen het Parijs der Kommune en de provincies een algemene boerenopstand te weeg zou brengen. Vandaar hun angstige haast om Parijs met een politie-blokkade te omringen en de verbreiding van de runderpest tegen te houden.

Wanneer aldus de Kommune de ware vertegenwoordigster van alle gezonde elementen der Franse maatschappij was, en daarom de werkelijk nationale regering, zij was tegelijkertijd, als een arbeidersregering, als de stoutmoedige voorvechter van de bevrijding van de arbeid, in de volle zin van het woord internationaal. Onder de ogen van het Pruisische leger, dat twee Franse provincies aan Duitsland