Pagina:Marx, De burgeroorlog in Frankrijk (vertaling 1936).pdf/66

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

gevangenis wegens eenvoudig bankroet had ondergaan, — was dit niet een voorbedachte belediging, in het gezicht geslingerd van den vervalser Jules Favre, die toen nog altijd Frankrijks minister van buitenlandse zaken was, nog steeds Frankrijk aan Bismarck verkocht, nog altijd bevelen dikteerde van die onvergelijkelijke Belgische regering? Maar inderdaad, de Kommune maakte geen aanspraak op onfeilbaarheid, zoals zonder uitzondering al de oude regeringen doen. Zij publiceerde alle redevoeringen en handelingen; zij wijdde het publiek in in al haar onvolkomenheden.

In iedere revolutie dringen zich, naast haar werkelijke vertegenwoordigers, mensen van een ander slag op de voorgrond. Enkelen zijn de overlevenden van vroegere revoluties, waarmee zij zijn saâmgegroeid; zonder inzicht in de huidige beweging, maar toch in het bezit van grote invloed op het volk door hun bekende moed en hun karakter, of ook door traditie alleen. Anderen zijn alleen maar schreeuwers, die jarenlang steeds dezelfde deklamaties tegen de regering van de dag herhalen en zich zo de reputatie van revolutionnairen, van het zuiverste water hebben aangematigd. Ook na de 18de Maart kwamen zulke lieden te voorschijn en speelden zelfs in enkele gevallen een voorname rol. Zover hun macht ging, hinderden zij de werkelijke aktie der arbeidersklasse, zoals zij de volledige ontwikkeling van iedere vroegere revolutie hebben gehinderd. Zij zijn een onvermijdelijk kwaad; mettertijd schudt men hen van zich af; maar juist die tijd werd de Kommune niet gelaten. —

Wonderlijk was inderdaad de verandering, die de Kommune in Parijs had teweeggebracht! Geen spoor meer van het boelerende Parijs van het tweede keizerrijk. Parijs was niet langer doe verzamelplaats van Britse grondbezitters, Ierse absentees, Amerikaanse ex-slavenhouders en parvenu's, Russische ex-lijfeigenen-bezitters en Walachijse bojaren. Geen lijken meer in de Morgue, geen nachtelijke inbraken en bijna geen diefstallen meer; sedert de Februari-dagen van 1848 waren de straten van Parijs werkelijk weer eens veilig en dit alles zonder enigerlei politie. „Wij horen nu”, — zeide een lid der Kommune, — „niets meer van moord, roof en aanranding van personen; het schijnt inderdaad alsof de politie al haar konservatieve vrienden naar Versailles heeft meegesleept”. De cocottes hadden het spoor van hun beschermers weergevonden, — de voortvluchtige mannen van het gezin, de godsdienst en vooral van de eigendom. In haar plaats kwamen de werkelijke vrouwen van Parijs weer op straat, — heldhaftig, edelmoedig