Pagina:Marx, De burgeroorlog in Frankrijk (vertaling 1936).pdf/77

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

in het gevechtsfront van alle geregelde legers der wereld gelegen gebouwen. Maar in de oorlog der onderdrukten tegen hun onderdrukkers, de enige rechtmatige oorlog in de geschiedenis, daarin zou dit in geen enkel geval mogen gelden! De Kommune heeft het vuur, in de strengste zin van het woord, als verdedigingsmiddel gebruikt. Zij paste het toe, om voor de Versaillaanse troepen die lange, rechte straten te versperren, die Haussmann opzettelijk zo open voor het artillerievuur heeft aangelegd; ze maakte er gebruik van om haar terugtocht te dekken, juist zoals de Versaillanen bij hun oprukken gebruik maakten van hun granaten, die op zijn minst evenveel huizen vernielden als het vuur der Kommune. Nu nog is het een vraag, welke gebouwen door de verdedigers en welke door de aanvallers in brand zijn gestoken. En de verdedigers namen eerst hun toevlucht tot het vuur, toen de troepen van Versailles reeds met hun massaal afslachten van gevangenen waren begonnen. — Bovendien had de Kommune reeds lang van te voren openlijk aangekondigd, dat zij zich, als zij tot het uiterste werd gedreven, onder de puinhopen van Parijs zou begraven en van Parijs een tweede Moskau zou maken, zoals de verdedigingsregering dit, wel-is-waar slechts als dekmantel van haar verraad, eveneens had beloofd. Juist voor dit doel had Trochu de nodige petroleum laten komen. De Kommune wist, dat hun tegenstanders zich niet om het leven van het Parijse volk, maar zeer veel om haar eigen Parijse gebouwen bekommerde. En Thiers had zijnerzijds verklaard, dat hij in zijn wraak onverbiddelijk zou zijn. Zodra hij eerst zijn leger slagvaardig had aan de ene kant, en aan de andere de Pruisen de aftocht versperden, riep hij uit: „Ik zal zonder erbarmen zijn! De boete zal volkomen zijn en streng de justitie”. Als de daden der Parijse arbeiders vandalisme zijn, dan waren zij het vandalisme der wanhopige verdediging, niet het vandalisme der triomf, waaraan de christenen zich schuldig maakten ten opzichte van de werkelijk onschatbare kunstwerken der heidense oudheid; en zelfs dit vandalisme is door den gescheidschrijver gerechtvaardigd als een onvermijdelijk en betrekkelijk onbeduidend voorval in de reuzenstrijd tussen een nieuwe, opkomende, en een oude, in elkaar stortende maatschappij. Nog minder was het het vandalisme van Haussmann, die het historische Parijs wegveegde, om voor het Parijs der lanterfanters plaats te verschaffen.

Maar de terechtstelling door de Kommune van de vier-en-zestig gijzelaars, in de eerste plaats van den aartsbisschop van Parijs! —