Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/145

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
133

de jongens schynen haar optewachten — vraagt of hy wat vroeg komen zal dien avend, om toch recht veel van Max en Tine voortelezen?


Maar omdat ge het boek hebt gekocht of gehuurd in ’t vertrouwen op den deftigen titel die wat degelyks belooft, erken ik uw aanspraken op wat goeds voor uw geld, en daarom schryf ikzelf nu eens weer een paar hoofdstukken. Ge zyt niet in den krans van de Rosemeyers, lezer, en dus gelukkiger dan ik die alles moet aanhooren. U staat het vry, de hoofdstukken overteslaan, die naar duitsche opgewondenheid rieken, en u alleen bezig te houden met wat geschreven is door my, die een deftig man ben, en makelaar in koffi.


Met bevreemding heb ik uit Stern’s geschryf vernomen — en uit Sjaalman’s pak heeft hy me aangetoond dat het waar was — dat er in die afdeeling Lebak geen koffi wordt geplant. Dit is zeer verkeerd, en ik zal myn moeite ruim beloond achten, als de Regeering door myn boek op die fout wordt opmerkzaam gemaakt. Uit de papieren van Sjaalman zou blyken, dat de grond in die streken voor de koffikultuur niet geschikt is. Maar hierin ligt volstrekt geen verschooning, en ik beweer dat men zich schuldig maakt aan onvergeeflyk plichtverzuim omtrent Nederland in ’t algemeen en de koffimakelaars in ’t byzonder, ja omtrent de Javanen zelf, door niet, òf dien grond te veranderen — de Javaan heeft toch niets anders te doen — òf, als men meent dit niet te kunnen, de menschen die dáár wonen, te zenden naar andere streken waar de grond wèl goed is voor koffi.


Ik zeg nooit iets wat ik niet goed overwogen heb, en durf beweren dat ik hier met kennis van zaken spreek, daar ik over dit stuk rypelyk heb nagedacht, vooral sedert het hooren der preek van dominee Wawelaar in den bidstond voor ’t bekeeren der heidenen.


Dat was woensdag avend. Ge moet weten, lezer, dat ik