Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/212

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
200

oorlogsvaartuig dat hem overvoerde, was hy ook natuurlyk een gevangene. Hy verwachtte dus — schuldig of niet, dit doet niets tot de zaak, daar hy in wettigen vorm en door bevoegde autoriteit was beschuldigd van hoogverraad — ook te Padang als een gevangene te zullen aankomen. Wèl moet hy dus zeer verwonderd hebben gestaan, by de ontscheping te vernemen dat hy vry was niet alleen, maar dat de generaal, wiens rytuig hem by ’t aan wal stappen opwachtte, het zich tot een eer rekenen zou hem by zich aan huis te ontvangen en te herbergen. Zeker is nooit een van hoogverraad beschuldigde aangenamer verrast geworden. Kort hierop werd de adsistent-resident van Mandhéling in zyn betrekking geschorst wegens allerlei vergrypen die ik hier niet beoordeel. Jang di Pertoean echter, na op Padang eenigen tyd ten-huize van den generaal te hebben vertoefd, en na door dezen met de meeste onderscheiding te zyn behandeld, keerde over Natal naar Mandhéling terug, niet met het zelfgevoel van den onschuldig-verklaarde, maar met den trots van iemand die zóó hoog staat dat hy geen verklaring van onschuld noodig heeft. Immers, onderzocht was de zaak niet! Aannemende dat men de tegen hem ingebrachte beschuldiging voor valsch hield, dan had reeds dit vermoeden een onderzoek vereischt, teneinde de valsche getuigen te straffen, en vooral hen die blyken zouden zoodanige valsheid te hebben uitgelokt. Het schynt dat de generaal zyn redenen had om dit onderzoek niet te doen plaats hebben. De tegen Jang di Pertoean ingebrachte aanklacht werd beschouwd als non avenu, en ik houd voor zeker dat de daarop doelende stukken nooit onder de oogen der Regeering te Batavia gebracht zyn.


Kort na Jang di Pertoean’s terugkeer kwam ik te Natal aan om ’t bestuur van die afdeeling overtenemen. Myn voorganger verhaalde me natuurlyk wat er kort geleden in ’t Mandhélingsche was voorgevallen, en gaf my de noodige inlichting over de staatkundige verhouding tusschen die landstreek en myn Afdeeling. Het was hem niet euvel te duiden dat hy zich zeer beklaagde over de zyns inziens onrecht-