Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/233

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
221

passen der bepalingen die den Javaan tegen afpersing en roof heeten te beschermen. Meestal weet men in onbeoordeelbare en vaak uit de lucht gegrepen redenen van staatkunde, een oorzaak te vinden om dien Regent of dat Hoofd te sparen, en ’t is dan ook in Indie een tot spreekwoord geykte meening dat het Gouvernement liever tien residenten zou ontslaan dan één Regent. Ook die voorgewende politieke redenen — als ze op iets gevestigd zyn — steunen gewoonlyk op valsche opgaven, daar ieder resident belang heeft by ’t verheffen van den invloed zyner Regenten op de bevolking, om daarachter zich te verschuilen als er later eenmaal aanmerking mocht vallen op te groote inschikkelykheid omtrent die hoofden. (121)


Ik ga nu de afschuwelyke huichelary voorby van de menschlievend-luidende bepalingen — en van de eeden! — die den Javaan tegen willekeur beschermen…op ’t papier, en verzoek den lezer zich te herinneren hoe Havelaar by ’t naspreken van die eeden iets te kennen gaf dat denken deed aan minachting. Voor ’t oogenblik wil ik alleen wyzen op het moeielyke van den toestand des mans die, geheel ànders dan uit kracht eener uitgesproken formule, zich gebonden achtte aan zyn plicht.


En voor hem was deze moeielykheid grooter nog dan ze voor sommige anderen zou geweest zyn, omdat zyn gemoed zacht was, geheel in tegenspraak met zyn doorzicht dat de lezer nu wel als vry scherp zal hebben leeren kennen. Hy had dus niet alleen te stryden met vrees voor menschen of met de zorg voor loopbaan en bevordering, noch ook alleen met de plichten die hy als echtgenoot en huisvader te vervullen had: hy moest een vyand overwinnen in zyn eigen hart. Hy kon niet zonder lyden leed zien, en ’t zou my te ver leiden als ik de voorbeelden wilde aanvoeren hoe hy immer, ook waar hy gekrenkt en beleedigd was, de party van een tegenstander beschermde tegen zichzelf. Hy verhaalde aan Duclari en Verbrugge hoe hy in zyn jeugd iets aantrekkelyks had gevonden in het duel met den sabel, ’t geen de waarheid