verwarde met zichzelf. En nooit ook was er spraak van berouw over zoodanige schynbare hardheid, of van vergiffenis aan de andere zyde. Dit zou hun geweest zyn, als hadde iemand vergeving gevraagd aan zichzelf, omdat hy in wrevel zich had geslagen voor zyn eigen hoofd.
Zy kende hem dan ook zoo goed, dat ze juist wist wanneer ze dáár moest zyn om hem een oogenblik verpoozing te verschaffen…juist, wanneer hy behoefte had aan haren raad, en niet minder juist, wanneer ze hem alleen moest laten.
In die kamer zat Havelaar op zekeren morgen toen de kontroleur by hem binnentrad, met een zoo-even ontvangen brief in de hand.
— Dat is een moeielyke zaak, m’nheer Havelaar, zeide hy onder ’t binnentreden. Zeer moeielyk!
Wanneer ik nu zeg dat die brief eenvoudig Havelaars last inhield, om optehelderen waarom er een verandering was gekomen in de pryzen van houtwerken en arbeidsloon, zal de lezer vinden dat de kontroleur Verbrugge al zeer spoedig iets moeielyk vond. Ik haast me dus hierby te voegen dat veel anderen evenzeer moeielykheid zouden gevonden hebben in ’t beantwoorden van die eenvoudige vraag.
Voor eenige jaren was er te Rangkas-Betoeng een gevangenis gebouwd. Nu is ’t van algemeene bekendheid dat de beambten in de binnenlanden van Java de kunst verstaan gebouwen opterichten die duizenden waard zyn, zonder meer dan even zooveel honderden daarvoor uittegeven. Men verkrygt daardoor den roep van bekwaamheid en yver voor ’s lands dienst. Het verschil tusschen de uitgegeven gelden en de waarde van het daarvoor verkregene, wordt aangevuld door onbetaalde levering of onbetaalden arbeid. Sedert eenige jaren bestaan er voorschriften die dit verbieden. Of ze worden nagekomen, is hier de vraag niet. Evenmin of de Regeering zelf wil dat ze nagekomen worden met een stiptheid die bezwarend