Naar inhoud springen

Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/337

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
325

In die onderzoekingen hebt gij aanleiding gevonden, zonder zelfs uwe beschuldigingen tegen dat Hoofd door feiten, veel minder bewijzen te staven, tot het doen van voorstellen, die de strekking hadden een Inlandsch Ambtenaar van de stempel van den Regent van Lebak, een zestigjarigen doch nog ijverigen Landsdienaar, aan naburige aanzienlijke Regentengeslachten vermaagschapt, en omtrent wien steeds gunstige getuigenissen waren uitgebracht, aan eene hem moreel geheel vernietigende bejegening te onderwerpen.

Daarenboven hebt gij, toen de resident zich ongenegen betoonde aan uw voorstellen gereedelijk gevolg te geven geweigerd aan het billijk verlangen van uwen Chef te voldoen om volle opening te geven van hetgeen u omtrent de handelingen van het Inlandsch Bestuur te Lebak, bekend was.

Zulke handelingen verdienen alle afkeuring, en doen lichtelijk gelooven aan ongeschiktheid voor het bekleeden eene betrekking bij het Binnenlandsch Bestuur.

Ik heb mij verplicht gezien, u van de verdere vervulling der betrekking van Adsistent-resident van Lebak te ontheffen.

Uit aanmerking evenwel van gunstige rapporten, vroeger omtrent u ontvangen, heb ik in het voorgevallene geen reden willen vinden, om u het uitzicht op eene wederplaatsing bij het Binnenlandsch Bestuur te benemen. Ik heb u daarom voorloopig belast met de waarneming der betrekking van Adsistent-resident van Ngawi.

Van uwe verdere handelingen in die betrekking zal het geheel afhangen of gij bij het Binnenlandsch Bestuur zult kunnen geplaatst blijven.»

En daaronder stond de naam van den man, op wiens «yver, bekwaamheid en goede trouw» de Koning zeide te kunnen staat-maken, toen hy diens benoeming tot Gouverneur-generaal van Nederlandsch Indie onderteekende. (177)

— We gaan van hier, beste Tine, zei Havelaar gelaten, en hy reikte den kabinetsbrief aan Verbrugge, die ’t stuk las tezamen met Duclari.