Naar inhoud springen

Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/41

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
29

weg. ’t Werd my inderdaad duizelig, toen ik zoo den eenen bundel vóór, den anderen na, opnam, en de opschriften las. Het is waar, er waren veel verzen onder, maar ik vond veel nuttigs ook, en ik stond verbaasd over de verscheidenheid der behandelde onderwerpen. Ik erken — want ik houd van de waarheid — dat ik, die altyd in koffi gedaan heb, niet in staat ben de waarde van alles te beoordeelen, maar, ook zonder deze beoordeeling, de lyst der opschriften alleen was reeds kurieus. Daar ik u de geschiedenis van den Griek verteld heb, weet ge reeds dat ik in myn jeugd eenigszins ben gelatinizeerd geworden, en hoezeer ik my in korrespondentie onthoud van alle citaten — wat op een makelaarskantoor ook niet te-pas komen zou — dacht ik echter by het zien van dat alles: multa, non multum. Of: de omnibus aliquid, de toto nihil.


Maar dit was eigenlyk meer uit een soort van wrevel, en uit zekeren aandrang om de geleerdheid die voor my lag, in ’t latyn aantespreken, dan wel omdat ik het precies meende. Want, waar ik ’t een of ander stuk wat langer inzag, moest ik erkennen dat de schryver me toescheen wel op de hoogte van zyn taak te staan, en zelfs dat hy een groote soliditeit in zyn redeneeringen aan den dag legde.


Ik vond daar verhandelingen en opstellen:


Over het Sanskrit, als moeder van de germaansche taaltakken.

Over de strafbepalingen op kindermoord.

Over den oorsprong van den adel.

Over het verschil tusschen de begrippen: Oneindige tyd en: Eeuwigheid.

Over de kansrekening.

Over het boek van Job. (Ik vond nog iets over Job, maar dat waren verzen.)

Over proteïne in de athmospherische lucht.

Over de staatkunde van Rusland.

Over de klinkletters.