Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/79

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

ZESDE HOOFDSTUK

 

 

De kontroleur Verbrugge was een goed mensch. Als men hem daar zag zitten in zyn blauw-lakenschen frak, met geborduurde eiken- en oranjetakken op kraag en mouw-opslagen, was ’t moeielyk in hem den type te miskennen die voorheerscht onder de Hollanders in Indie…een menschensoort, in ’t voorbygaan gezegd, die zeer onderscheiden is van de Hollanders in Holland. Traag zoolang er niets te doen viel, en ver van de beredderingzucht die in Europa voor yver geldt, maar yverig waar bezigheid noodig was…eenvoudig maar hartelyk voor wie tot zyn omgeving behoorden…mededeelzaam, hulpvaardig en gastvry…welgemanierd zonder styfheid…vatbaar voor goede indrukken…eerlyk en oprecht, zonder evenwel lust te voelen de martelaar van deze hoedanigheden te worden…in ’t kort, hy was een man die, zooals men ’t noemt, overal op zyn plaats zou wezen, zonder dat men echter op ’t denkbeeld komen zou de eeuw naar hem te noemen, wat hy dan ook niet begeerde.


Hy zat in ’t midden van de pendoppo by de tafel die met een wit kleed bedekt, en met spyzen beladen was. Wel eenigszins ongeduldig vroeg hy van-tyd tot-tyd, met de woorden der zuster van mevrouw Blauwbaard, aan den mandoor-oppasser, dat is het hoofd van de policie- en bureaudienaren der adsistent-residentie, of er niets in aantocht was? Dan stond hy eens op, beproefde vergeefs zyn sporen te doen