Pagina:Mengelingen Deel 3.pdf/18

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 16 —

Uw beuklaar klinkt niet meer, van d’Oorlogskreet vervangen.
Hoe ziet hy naar u uit, met radeloos verlangen!
De vijand zamelt zich en dreigt zijn zwakke Macht.
Ach (roept hy), Erins Vorst, waar blijft uw Heldenkracht!
Rust zacht, ô strijdbaar Hoofd van Erins Oorlogshelden!
Rust in den schoot van ’t graf, daar wy uw glorie melden!

Bragéla smoort de hoop, waar van heur boezem brandt,
En zoekt geen zeilen meer, aan ’t platgetreden strand,
Steeds zit zy in de Hal de wapens aan te schouwen
Van hem die de oogen sloot. Rampzaligste aller Vrouwen!
Heur oogen smelten weg in een’ onstelpbren vloed,
Terwijl haar borst versmacht in ondoorstaanbren gloed,
Gezegend zij uw ziel, ô Roem van Erins braven!
Het hart van wat u minde, is nevens u begraven.

1804.



 

De slag van Lora.
GEZANG VAN OSSIAAN.

Gy, Vreemdling[1] die in ’t stil en eenzaam kluisjen huist!
Wat hoore ik van de rots met zulk een kracht weêrgalmen?
Bedrieg ik me? is ’t de Wind, die door uw bosschen ruischt,
Of hoore ik flaauw ’t muzyk van uw gewijde psalmen?
    De waterval verdooft my ’t oor;
    Maar, ’t geen ik, door zijn bruischen, hoor,

  1. Een Kuldeër.