Pagina:Mengelingen Deel 4.pdf/26

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 24 —

Ons aller weedom is uw smart.
Ach! balsem giet zy in de wonden,
En, even of zy heelen konden.
De dank verdooft hun diepst gevoel.
Ja, red ons, red met eigen handen!
Hergeef ons onze waardste panden!
Dit steengruis zij uw gloriestoel!

Ga, richt op deze ontvolkte velden,
Thands onafmeetbaar voor het oog,
Gy, wieg der vaderlijke helden;
Die Holland eens aan ’t juk onttoog!
Richt hier een zuil van eeuwig marmer
Ten roem, aan uw’ en ’s Lands Ontfermer,
Ter eer’ aan ’t werktuig in Zijn hand:
AAN GOD, DEN DWANG- EN OPROERVELLER,
AAN LODEWIJK DEN STADHERSTELLER,
DANKT LEYDEN ZICH EN ’T VADERLAND.

1808.



 

Ines de Castro.
VERHAAL.

Alfonzus keerde nu, na duizend Oorlogsdaden,
In ’t blijde Vaderland, met lauwren overladen,
En hopende in een’ Vreê voor zoo veel bloeds gekocht
De zielrust, die de held op ’t veld der onrust zocht.
Helaas! beklaaglijk lot waar de eeuwen van gewagen!
Wat delven we uit het graf voorbygevloten plagen!