Pagina:Mengelingen Deel 4.pdf/57

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 55 —

Van welkoomgroet in ’t Hoog bestier.
Wat zou mijn hartetoon zich mengen,
Met hun die grootheid offer brengen?
Neen, ’k drukte uw hand en smoorde ’t leed
Het geen me uw ramp gevoelen deed.
’t Vertrouwd papier alleen bewaarde
Den zucht, die ’t wellend hart bezwaarde.
Ja, mooglijk waar mijn bloot gevoel
Belachten onder ’t Hofgewoel.

Doch thands, daar ’t luid geschal der Hoven
De stem van ’t hart niet kan verdoven,
En ’t speeltuig, overal ontsteld,
Geen’ SCHIMMELPENNINCK meer vermeldt,
Thands zou mijn borst zich-zelv verkorten
Met hier haar taal niet uit te storten,
Haar ongeveinsde hartetaal,
Die waardig was aan uw onthaal.
Ja, doe zy wijd in aller ooren
De ware stem der achting hooren,
Die niet naar eigen’ maatstaf meet,
Noch deugd, noch edelmoed vergeet.
Het hart en de inborst blijft vereeren,
Geen weldaân naar ’t genot waardeeren,
Aan grootheid noch vermogen hangt,
En van geen Lot de wet ontfangt!

1807.