Pagina:Mengelingen Deel 4.pdf/59

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 57 —

Aan den Heer Jeronimo de Vries, in zijn’ vriendenrol.

Wat vormt gy, waardige De Vries,
Op Dicht en Vriendschap even kiesch,
Een Vrienden- of een Dichtrenrol?
Ach, geen’ van beide krijgt gy vol.
Waar vindt uw kunstmin één’ Homeer
Wiens zang zijn’ eernaam niet onteer’?
Of waar uw hart één Pylades,
Die niet verbleek’ voor ’t offermes?
Ach! niets dat proef houdt in eene eeuw,
Verliefd op waanziek volksgeschreeuw,
Onvatbaar voor dat echte schoon
Dat stervelingen heft tot Goôn,
En zonder eerbied of ontzag
Voor d’adel van den ouden dag.
Gy, roem en luister van uw’ tijd,
Die wijsgeer, vriend, en kenner zijt!
Gy, die voor kunst en vaderland,
Voor menschlijkheid en weldoen brandt!
ô Hou (vergeef mijn rondheid dit!)
Uw hart en blaadjens even wit,
En duld er indruk in noch naam,
Waar over zich uw rechtheid schaam!
Doch wie, als halsvriend, of Poëet,
In dezen bondel plaats bekleed’,
Voor ’t minste vordert niet van my
Dat ik my stell’ in zulk een rij.
Ja, ’k ben niet laauw voor band en plicht,
Mijn boezem ademt deugd en Dicht,
En ’k heb voor ’t geen ge voor my deedt
Mijn laatste droppel bloed gereed: