Pagina:Multatuli - Over Vrijen Arbeid in Nederlandsch Indie (1873).djvu/19

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
7
Vrye arbeid.


ring. Men heeft kunnen zien dat ik die schreef om ’n arm gezin dat ik niet kende, uit den nood te helpen. ’t Was ’n luim zoo-als ik er vroeger veel had, en die ik meestal involgde. Ditmaal slechts ’n herinnering aan vroeger tyd.


Maar uit dit voortdurend zwygend wachten moge tevens blyken dat ik geen agitateur ben tot elken prys. Ik had aangetoond hoe schandelyk er werd huisgehouden met het leven en de bezittingen der Javanen… men beloofde beterschap, en ik zweeg geduldig.


En reeds vóór den Max Havelaar had ik ’n doorslaand bewys gegeven, dat het me niet te-doen was om effekt, om beroering of schandaal, maar om herstel alleen. M’n voorganger was, om te voorkomen dat-i z’n plicht deed, vermoord in November 1855. Myn mislukte pogingen om den Gouverneur-Generaal Duymaer van Twist aantesporen tot het vervullen van zyn plicht, dateeren van den aanvang des jaars 1856. De Max Havelaar, het agitante boek, verscheen eerst in Mei 1860.


Dit zyn sprekende dagteekeningen! Daar liggen vier volle jaren tusschen de voorvallen te Lebak, en den oogenblik waarop ik de Natie uitnoodigde inzage te nemen van de wyze waarop zy gerepresenteerd wordt in Indië. Er zyn er die beweren dat m’n handelingen te Lebak voortsproten uit eerzucht, uit begeerte om naam te maken. Ik heb op die beschuldiging tweeërlei antwoord. Vooreerst: dat het te wenschen ware veel en vaak zulke eerzucht aantetreffen by de dienaren van den Staat. Het zou zoo kwaad niet zyn, meen ik, als plichtsbetrachting tot roem en welvaart leidde. Ik geloof, al ware er by my zucht in ’t spel geweest tot het maken van een naam, dat die zucht zeer overwinnend de vergelyking zou kunnen