Pagina:Multatuli - Over Vrijen Arbeid in Nederlandsch Indie (1873).djvu/26

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
14
Vrye arbeid.


daard en „rustig” zoo’n stuk kan ter-zyde leggen, zonder op ’t denkbeeld te komen, dat zyn plicht ’n antwoord eischt, ’n antwoord in daden vooral.


Men moge voorwenden te gelooven dat de Max Havelaar ’n roman is… die brief aan den „Gouverneur-Generaal in ruste” is geen roman. Die brief is geschreven aan de persoon die in-staat zou moeten zyn te weêrleggen wat er zou te weêrleggen vallen in myn relaas van ’t voorgevallene te Lebak. By dien brief waren bylagen die punt voor punt de waarheid aantoonden van alles wat ik zeide. Ik had daarby overlegd extrakten uit de conduite-rapporten onder myn voorgangers, waaruit bleek dat de regent dien ik aanklaagde, aanhoudend was beschuldigd van knevelary. ’t Was dus ’n leugen van van Twist, my in z’n kabinetsbrief van 23 Maart 1856[1] te schryven dat er over dien Regent altyd gunstige rapporten waren ingekomen, dat trouwens niets zou beduid hebben, al ware het zoo geweest.


Ik gaf afschriften van stukken, waaruit bleek hoe de schoonzoon van dat Hoofd, de man ten wiens huize m’n voorganger kort voor z’n dood z’n laatste middagmaal gebruikt had, reeds vóór myn komst in Lebak was gestraft wegens roof op den publieken weg. Ik legde kopie over van de verklaringen des Kontrôleurs — die ik later publiceerde[2] — verklaringen die afgelegd waren nadat er gebleken was dat de Gouverneur-Generaal den Resident van Bantam wilde steunen in ’t schipperen, en dus nadat die Kontrôleur weten kon dat-i van my niets te hopen of te vreezen had. Ik toonde door ’t overleggen


  1. Havelaar, Deel II pag. 169, uitgaaf 1860.
  2. Minnebrieven, pag. 135 seqq. vyfde druk.