Pagina:Multatuli - Over Vrijen Arbeid in Nederlandsch Indie (1873).djvu/25

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
13
Vrye arbeid.


Vergeef me, Sire, dat ik oorzaak ben van al de ellende die Havelaar uitstaat met z’n gezin, omdat hy in den ongerymden waan verkeerde dat ik m’n plicht zou doen, gelyk hy.

Vergeef my ’t slechte voorbeeld dat ik gaf door ’t verzuimen van dien plicht, en ’t uitdooven van allen edelen yver in de besturende beambten op Java, die na het lot dat Havelaar trof, nog meer moed zouden behoeven dan hy, om te doen wat hy deed.

Vergeef my al de afpersingen, al de rooveryen, al de moorden die na m’n vertrek, boven ’t gewoon contingent, het gevolg zyn geweest van myn sanctioneeren der misdaden waartegen Havelaar zich verzette.

Vergeef me dit alles, o Keizer van Insulinde, en meer nog, dat ik nu niet aanroer, omdat ik niet verstaanbaar spreken kan nadat ik lid ben geworden van de Tweede-Kamer. Vergeef, vergeef, o Keizer, en laat me terugkeeren naar Deventer, waar ik ’n betrekking weet te vervullen, die me beter past dan die van Landvoogd, en die ik nooit had moeten verlaten…


Zoo omtrent had van Twist kunnen spreken na ’t ontvangen myner memorie van Januari 1858, en ik ben overtuigd dat z’n speech opgang zou gemaakt hebben, meer dan de speeches die hy nu van-tyd tot-tyd — naar men meent te verstaan — durft houden over Vryen-Arbeid.


Maar, zegt men, om aldus te spreken zou die man een held van deugd moeten zyn, en helden zyn zeldzaam.


Ik zeg niet neen. Ik vorder noch verwacht heldhaftigheid in den eersten den besten. Doch daargelaten wat die man zou geweest zyn, wanneer-i aldus gesproken had, durf ik vragen wat hy is, door niets te zeggen, door niets te verrichten na ’t ontvangen van dat gemoedelyk stuk van Januari 1858?


Ik verzoek ieder belangstellende dien brief te lezen, en zich aftevragen wat men te denken hebbe van den man die be-