onveilig gemaakt worden door bandieten, die op eene ongehoord brutale wyze schatting van de reizigers vorderen, en soms nog wel een weinig verder gaan in hunne willekeur, de vraag by de vertegenwoordiging ontstond, in hoever het wenschelyk zou wezen, om bijv. de tollen der openbare wegen afteschaffen, en dat dáárover eindelooze discussiën gevoerd werden, zonder dat er door een enkel lid de wensch geuit werd iets te doen tot beveiliging van den eigendom en de persoon des reizigers.
Nederlanders! Wilt gy dat die toestand op Java voortduurt? Wilt gy dat de wetten en reglementen die daar zyn om den armen Javaan te beschermen, onuitgevoerd blyven?”
Juist! Die wetten en reglementen bestaan, maar ze worden ter-zy gelegd. Dagelyks worden ze geschonden en verkracht. Het „schipperen” dat is: het oogluikend toelaten van geweldenary, roof en moord, wordt geprezen en beloond. Zie Slymering. Het te-keer gaan van die misdaden wordt beschouwd als onbekwaamheid, als excentriciteit, en gestraft met ’n straf die te zwaar wezen zou voor de misdaden zelf. Zie Havelaar.
Dit is de zaak, dit alleen! Al het overige is van zeer ondergeschikt belang.
En alweêr sta ik niet geheel alleen met deze meening. Ik lees in een der pikante mededeelingen van Hagiosimandre [1] eenige regelen die met weinig omslag aantoonen hoe gezocht de kwestie is over Vryen-arbeid en Kultuurstelsel:
»Ministers en Kamerleden praten veel, verschrikkelijk veel over cultuurstelsel, vrijen arbeid; doch de vraag:
»Wordt de Javaan mishandeld?”komt niet ter sprake.
- ↑ Handels- en Effectenblad, 6 December 1861.