gehoord dat er zooveel proteïne ongedeerd rondzwom in de Indische zee. Dit kan waar zyn. Maar ook in de Noordzee is veel visch. Hebben de Hollanders die gevangen, en gratis naar Java gebracht, toen dáár honger werd geleden? En de verhouding is nog niet eenmaal gelyk. Want de honger der Javanen was een gevolg van de Hollandsche onderdrukking, en de Javanen hadden geen schuld aan ’t afnemend getal grenadiers. Integendeel. Zonder hen zou sedert lang ons heele leger bestaan hebben uit jagers. . . uit tamboers en pypers misschien.
Er is iets grappigs in ’t denkbeeld de heele Hollandsche natie te zien ronddobberen op botters en pinken, om ’n ver-af gelegene andere natie in ’t leven te houden. Christelyk zou ’t wezen, dat ’s waar. „Van de netten zyt gy gekomen, tot de netten zult ge wederkeeren!”
Maar hoe koddig dit voorkome als idee, ik geloof dat men al heel spoedig zoo’n experiment zeer treurig vinden zou in de werkelykheid. Welke redenen kunt gy aanvoeren, Nederlanders, die ’t rechtvaardigen dat ge van den Javaan vordert, wat gyzelf in geen geval zoudt willen doen voor ’n ander? Waar staat geschreven — al stond het geschreven, ik recuseer zulke schryvery, en dit zoudt gy ook doen als ’t in uw belang was — waar staat geschreven dat de Javaan moet arbeiden voor uwe behoeften? Oorlogsrecht? Ik ken dit recht niet, al schreef dan ook de Groot een dik boek daarover, met dezelfde pen waarschynlyk die hem diende tot het verdedigen van de christelyke godsdienst. Oorlogsrecht? Nog-eens, ik ken dit recht niet, ik èrken het niet vooral, nadat ik m’n eerste geschiedenis van gezag droomde, waarin de ouder broeder zyn jonger dwong tot dienst. Nu ja, dit had-i geleerd van ’n wild beest. Oorlogsrecht nog-eens? Maar, eilieve, al bestond er zoo’n recht, dan nog moogt gy ’t niet inroepen