Pagina:Multatuli - Verspreide stukken - Zesde druk (1879).pdf/11

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
3
Japansche gesprekken.


[1] Tot vervelens toe heb ik gezegd geen schryver te zyn. Om duidelyk te maken waarom ik deze kwalifikatie ver van my werp, behoef ik slechts te wyzen op ’t verdriet dat my de opgang van den Havelaar heeft veroorzaakt. Het »mooi-vinden” van dat boek is door de Natie gebruikt als huichelachtig voorwendsel om zich te onttrekken aan de zaak die daarin behandeld wordt. Men zie hieromtrent de vertellingen over den Impresario, over Chresos, over Dimanche, in de Minnebrieven. Ik weet niet wat verachtelyker is, Don Juan’s laaghartig vleien, of de plompe wraakzucht van Schmoel.

Om evenwel den »mooivinders” hun voorwendsel te ontnemen, volge hier de herdruk van een stuk, waarin een brief voorkomt aan den Gouverneur-Generaal in-ruste. Deze brief ging den Havelaar ruim twee jaren vooraf, en is eerst nà ’t verschynen van dat boek gepubliceerd. Wanneer letterkundige roem of de begeerte om opgang te maken, m’n doel ware geweest, zou ik m’n grieven niet zoolang in stilte hebben behandeld.

’t Spreekt vanzelf dat de ellendeling aan wien ’t gemoedelyk


  1. (Noot van 1875.) Deze inleiding tot den brief aan den G.G. in-ruste is van 1865.