Pagina:Multatuli - Verspreide stukken - Zesde druk (1879).pdf/140

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
132
De School des Levens.


hangt in slappen plooi, als ’n uit de naden gezakt kleed dat eenmaal paste misschien…in de stad die om haar dapper hongerlyden door ’t vaderland werd veroordeeld tot eeuwigdurende dwanggeleerdheid…ziet, daar komt ’n fonkelnieuwe professor in slecht latyn vertellen dat twyfelen »zonde” is… men verdringt elkaêr om wat plaats, en helpt handenklappend mee in ’t vermoorden van Cicero en gezond verstand. [1]

Dat zou ernst wezen!

En gister-avend kwam Laura Ernst — ’t spyt me dat zy dezen naam draagt: men zou daardoor op ’t denkbeeld komen voor woordspeling te houden, wat heilige ernst is — daar komt ’n


  1. (Noot van 1865.) Een malle vergissing heeft my bewogen Oosterzee overteplaatsen naar Leiden. Niet daar, maar te Utrecht zal de man z’n hooggeleerde kunsten vertoonen. Misschien ook vergiste ik my met opzet, om plaats te vinden voor die prachtige vergelyking van Leiden met ’n oud kleed. Schryvers zyn zoo.
    Om nu ’t nageslacht behoorlyk voortelichten, verklaar ik hier uitdrukkelyk dat de Clarissimus z’n tent heeft opgeslagen te Utrecht, en dat dus van dat hoofdkwartier is uitgegaan de vreeselyke kruistocht tegen die vervloekte twyfelary. Het woord Utrechtsch zal voortaan beduiden: geloovig, en de utrechtsche geleerdheid zal zich toeleggen op unbedingt aannemen van alles wat de heeren theologen zoo-al gelieven te vertellen.

    De oude juffrouw die my m’n onbyt brengt, heeft sedert Oosterzee’s inauguratie ’n vuurrood lint op ’r muts, ter eere van ’n nieuw gerechtshof dat, volgens haar, zal worden opgericht, en waarvoor zullen terechtstaan alle personen die zich schuldig maken aan twyfelary. Oosterzee zal voorzitten. De leden zouden reeds benoemd zyn, en ’t mensch doodverwt als zoodanig Bosco, de Linsky, Caston, Robert Houdin en Bamberg den hof-mechanikus. Deze zal de openingsrede houden, en wel: de scepticismo, atque onder-tafel-kykbegeerto hodiernis goochelaars-tentbezoekèndis caute vitando.

    Volgens m’n juffrouw zal de aanhef zyn: quousque tandem, o panphilosophi recalcitrantissimi, ochlocratissimi, panem nostrum welverdiendum, ex ore nostro wydgapendo wegstelébitis? Quousque tandem opligtébitis tafelkledum toerbedekkèndum? Quousque tandem vilependetis hof-mechanicos theologicos, togatos, medaillatos, brevetatos, nec non gratiá regis, legis ac morum, stipendatos? En hierop zou dan volgen ’n vriendelyke waarschuwing om die heeren niet zoo op de vingers te kyken, op straffe van auto-da-fe’s.