Pagina:Multatuli - Verspreide stukken - Zesde druk (1879).pdf/38

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
30
Brief aan den


Van dat oogenblik af heb ik alles op my genomen, zoo zelfs dat de kontroleur van den resident zelf voor het eerst vernam dat ik den Regent had aangeklaagd.

Hoe ik echter vóór die aanklacht te-werk ging, blykt uit de mondelinge boodschap die ik eenmaal den kontroleur opdroeg, toen deze naar Serang zou vertrekken:

»Zeg den resident dat hy, hoorende van de vele misbruiken die hier plaats hebben, niet van my denke dat ik daaromtrent onverschillig ben, maar dat ik eerst, voor ik officieel rapporteer, pogen wil den Regent met zachtheid tot zyn plicht te brengen.”

Waarschynlyk zou ik op die wyze nog eenigen tyd zyn voortgegaan, meer uit afkeer van wat te krimineel klinkt, dan uit de meening dat ik slagen zou — daartoe toch was het kwaad te diep geworteld! — toen het volgend voorval my tot handelen noodzaakte.

De weduw myns voorgangers was zwanger toen ik te Lebak aankwam. Zy verzocht, met haar gezin, hare bevalling ten-mynent te mogen afwachten, hetgeen ik natuurlyk toestond. Reeds terstond bespeurde ik dat zy met byzondere opmerkzaamheid iedere persoon gadesloeg, die het erf myner woning betrad. Haar antwoorden op myn vragen naar de redenen hiervan, waren langen tyd ontwykend. Eindelyk vernam ik dat zy een oppasser last gaf, onder geen voorwendsel te gedoogen, dat iemand, buiten hare of myne bedienden, de keuken naderde. Ik drong nu iets sterker op verklaring aan, en eindelyk bekende ze my, dat ze haar man voor vergiftigd hield. Hy was van een inspektiereis, na gegeten te hebben by den Dhemang van Parang-Koedjang den schoonzoon des Regents, onverwachts in een deerlyken toestand te-huis gekomen. Hy riep op de maag wyzende: »vuur, vuur!” en weinige oogenblikken daarna was hy dood.[1]


  1. (Noot van 1865.) Later is me gebleken dat hy niet op dienzelfden dag gestorven is. Hy heeft — als ik goed geinformeerd ben — nog