Pagina:Nansen's Poolreis.djvu/10

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
8

3e. De aard van het ijs zelf dat zuidwaarts langs de kust van Oost-Groenland komt gedreven; veel grooter en massiever dan ander drijfijs en waarvan men dus gerust mocht aannemen dat het langen tijd onderweg was geweest voor het zich samengepakt en opgehoopt had tot zulke enorme gevaarten.


De microscoop toegepast.

Er was één bewijs, waaraan ik in dien tijd reeds groote waarde toekende, en dat ik nu, nadat ik het meer van nabij heb kunnen waarnemen, zelfs van nog meer belang acht; het voorkomen nl. van bruin stof en modder over al het ijs dat zuidwaarts langs de Oostkust van Groenland door de straat tusschen IJsland en Groenland komt afgedreven. Dit kon naar mijn meening nergens vandaan komen dan van Siberië. Gedurende mijn expeditie naar Groenland in 1888 verzamelde ik eenige hoeveelheden van dit stof welke ik meenam en door den geoloog Forneböhm liet onderzoeken. Zonder dat hij mijn inzichten kende—maar alleen door een mikroscopisch onderzoek van deze humusdeeltjes—gaf hij te kennen dat het waarschijnlijk afkomstig was van een uitgestrekt alluviaal gebied, en dat dus vermoedelijk Siberië het land van herkomst was. Behalve minerale stof, vond hij in deze monsters mikroskopische plantjes, welke bekend zijn onder