35
II. DE GROOTE SLEDETOCHT.
De sledetocht.
Ik meende thans als zeker te kunnen aannemen, dat de Fram binnen korten tijd zijn hoogsten breedtegraad ten noorden van Franz Jozefsland zou hebben bereikt en dat het schip reeds in den volgenden zomer, gelijk in ons plan werd voorondersteld, in de zee ten Noorden van Spitsbergen zou zijn. En nu achtte ik den tijd gekomen voor het uitvoeren van een nieuw plan, dat ik sinds eenigen tijd had overwogen, namelijk de zee ten Noorden van de koerslijn der Fram te onderzoeken.
Dat kon alleen gedaan worden door een expeditie per slede, waarbij niet gerekend kon worden op terugkeeren naar de Fram; want er was weinig kans op het terugvinden van een schip dat voortdreef in het ijs.
Aan zulk een tocht kan nogal gevaar verbonden zijn, bij onvoorziene moeilijkheden. Daarom gevoelde ik, dat ik 't niet op mijn verantwoording kon nemen, iemand anders er op uit te zenden en ik besloot dus zelf te gaan, ofschoon er aan boord geen gebrek was aan mannen die dolgraag den tocht wilden ondernemen. Ik koos Luitenant Johansen tot metgezel, die mijn voor-