41
opeen en de kracht waarmee het ijs voortdreef welke in 't eerst gering scheen, hadden wij nu tegen.
Den 23sten Maart waren wij op 85° 19', en den 29en op 85° 30' N.B.
De ijsschotsen dreven klaarblijkelijk vrij snel naar het Zuiden en wij kwamen ondertusschen slechts zeer langzaam vooruit op den moeilijken ijsweg.
Het was zwaar werk om er door te komen, en telkens moesten wij opnieuw beginnen met de sleden over de hooge ijsheuvels en de opeengestapelde schotsen heen te brengen, ijsgevaarten waarvan er telkens weer nieuwe ontstonden en die de sneeuwstorm nog niet wat effener had kunnen maken.
Op zulk ijs konden de honden natuurlijk weinig dienst doen. Als zij aan zulke belemmeringen kwamen, wachtten zij geduldig tot wij de sleden er over hadden gebracht en dan trokken zij ze weer een eind ver over vlak ijs voort, totdat er een nieuwe belemmering kwam.
Kruien van het ijs.
Het ijs was voortdurend in beweging en kruide met donderend geraas, rondom ons, aan alle kanten. Den 3en April waren wij op 85° 52' N.Br. Wij gingen voort met alle kracht, altijd in de hoop van beter ijs te vinden. Den 4en April waren