Pagina:Nansen's Poolreis.djvu/47

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

45

ik, vrij nauwkeurig zijn, al kon ik ook niet bepalen, hoe ver het ijs in dien tijd was voortgedreven. Om nu onze tijdberekening volkomen juist te krijgen, moest ik maanafstanden meten; maar toen ik daarmee wilde beginnen ontdekte ik, dat wij de tabel, welke daarbij noodig was voor de berekening, bij vergissing aan boord hadden gelaten.

We zijn echter natuurlijk gedurende onzen verderen tocht voortgegaan met het doen van lengtewaarnemingen, even zorgvuldig als tot dusver en we meenden dat die niet ver mis konden zijn.


Vossensporen.

Den 25sten April, toen wij op 85° N.br. waren gekomen, ontdekten wij tot onze verwondering sporen van twee vossen. Dat scheen aan te duiden, dat we in de nabijheid van land waren, maar er was niets van land te bespeuren, ondanks het heldere weder. Wat ons nu het meest belemmerde in het voortgaan waren de spleten en geulen in het ijs. Bij die lage temperatuur waren zij gewoonlijk met een dunne ijskorst bedekt, welke het onmogelijk maakte, onze kajaks te gebruiken om er over te komen. Wij werden daardoor dikwijls gedwongen, een omweg te maken van vele mijlen en soms verliep er op deze wijze een halve dag voor wij aan den anderen kant gekomen