Pagina:Nederlandsch kruidkundig archief.djvu/23

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Bunias orientalis L.,
Saponaria vaccaria L.,
Silene dichotoraa Ehrh.,
Geranium pyrenaicum L. deze af komstig van den Plasmolen,
Trifolium diffusum Ehrh.,
Trifolium hybridum L.,
Trifilium vesiculosum Savi,
Melilotus courulea Lam.,
Bupleurum rotundifolium L.,
Aster parviflorus N. v. E.,
Centauseasolstitialis L. en als tweede vindplaats bij Nijmegen:
Echinospermum Lappula Lehm.

De plant door den Heer Abeleven en mij ten vorigen jare aan den Rijnoever te Arnhem gevonden bleek te zijn:

Lepidiuin virginicum L. vroeger reeds gevonden door Prof, de Vries bij het Horstermeer en later door den Heer Kok Ankersmit bij Apeldoorn. In dit archief werd zij reeds uitvoerig besproken (zie Arch. 2. V. p. 005 en 3. I. p. 608).

Eindelijk zond de Heer Abeleven nog in uit zijn eigen herbarium:
Malva Alcea L. var. ß fastigiata door de Beyer bij Beek verzameld en
Helioptropium europaeum L. indertijd in den Nijmeegsche hortus in 't wild opgeslagen.

Evenzoo uit de omstreken van Nijmegen bevonden zich een zoon Luitenant L.V.J.K. Thomson aan 's Rijks Herbarium werd afgestaan. Dit herbarium, ongeveer 500 soorten rijk, bevat meerendeels gevonden planten, behalve bij Nijmegen verzameld bij Arnhcni, Sprang, Bergen op Zoom, Naarden, Doesburg, den Haag, Maastricht, Apeldoorn, Vucht, Zutphen en