Pagina:Nederlandsch kruidkundig archief.djvu/37

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

hout. De onderste bladen zijn dikwijls 3-bladig. Bloeitijd April— Mei.

Lunaria biennis Monch. is een te algemeen ge-kweekte plant, dan dat hier een nauwkeurige omschrijving zou noodig zijn. Wegens de zilverachtige vruchttusschenschotten wordt zij bijna in iederen tuin aangetroffen. Zij ontvlucht dan ook nu en dan, zoodat reeds in het stamherbarium planten aanwezig waren uit Buitenpost in Friesland, door van Hall in 1866 verzameld, van Breda door van Aken, uit Doornwerth door Kobus in 1882 ingezonden, de laatste maal door den Heer C. A. Backer bij Almkerk gevonden. Als gewone vluchteling werd zij echter tot nog toe niet speciaal vermeld.

Alyssum maritimura Lk.

Stengels 1 — 3 decimeter hoog, van onder een weinig houtig, zeer sterk vertakt met opstijgende takken of deze in een kring uitgespreid. Bladen lijnvormig of lijnvormig-langwerpig, zilverglanzend, ten slotte min of meer groen. Bloemen welriekend; kelkbladen afstaand, afvallend; bloembladen wit of eenigszins paars, tweemaal langer dan de kelkbladen, met uitstaande schijf, deze cirkelrond, plotseling tot den nagel versmald; meeldraden ongelijk in lengte; helmknoppen ovaal. Vruchttros zeer verlengd, gevuld, van onder bebladerd, met schuin opstaande stelen. Hauwtjes meer of minder behaard, elliptisch, ter weerszijden bol; hokjes meestal eenzadig; stijl 2 — maal korter dan het hauwtje. Zaden ovaal, aan eene zijde smal gevleugeld. Overblijvend. Bloeitijd Mei-Augustus.

Zij komt voor op Yersey, van Portugal tot Griekenland, Kroatië en Dalmatie, Egypte, Tripoli, Tunis, Algiers, Marocco, Azorische eilanden, Madera en do (Janarische eilanden, ook aangevoerd in Mexico.

De plant wordt ook gebracht tot hot geslacht Lobularia (L. maritima Desv.) dat zich van Alyssum alleen onder-