Annua, caule erecto, stipulis integris foliolis foliorum infe-riorum obovatis superiorum oblongo-cuneatis, racemis gracil-libus folio longioribus, floribus minimis flavis, legumine pen-dulo parvo glabro ovato obtuso, reticulato-rnguloso.
In Koch's Synopsis vinden we:
Wurzel einfach, spindelförmig; der Stengel aufrecht, meist vom Grunde an abstehende ästig; Nebenbl litter aus breiterem Grunde lancetlich und lang-zugespitzt, am Grunde ganzrandig oder schwach-gezähnelt ....... Kr. kaum 2 x 10 so lang als der Kelch; Fliigel so lang als das Schiffchen, beide kürzer die Fahne; Fruchtstand zuletzt-locker, Hiilsen bleichbrännlich etwa Senfkorngross, fast kugelig sehr sturapf rait sehr kurzem Stachelspitchen, kahl, unregelmässige-weit netzrunzelig, 2 eiig, meist 1-samig, an der Bauchnaht stumpfkielig.
Grenier et Dodrun in hunne Flore de France (I. p.
401) geven de volgende beschrijving:
Grappes grêles, plus longues que la feuille; pédoncule commun filiforme, brièvement aristé. Calice à tube un pen plus long que le pédicelle, non rompu, muni de 5 nervures, á dents presque egales. Ailes égalant la carène un peu plus courte que l'étendard. Gousse glabre, sessile, très-petite, globulease, apiculé, réticuléé-rugueuse sur les faces, non épaissie ni cannelée sur la suture supérieure. Graines 1 — 2, ovoïdes, finement tuberculeuses. Folioles obovées et presque entières dans les feuilles inferieures, oblongues-rhomboidales, et fortement dentées dans les superieures; stipules longuement acuminéessubulres, souvent dentelées à la base. Tiges grêles, anguleuses, dressees rameuaes. Racine pivotante.
Uit deze beschrijvingen blijkt wel zooveel dat zoowel de vornm van de vrucht als de gedaante der steunblaadjes aan tamelijk groote veranderingen zijn onderworpen; maar tevens dat het al of niet getand zijn der steunblaadjes zeker geen kenmerk is dat bruikbaar is om deze soort van andere Melilotus soorten te onderscheiden. Zeer terecht is dan ook bij de korte beschrijving in het Kruidkundig Archief
