Pagina:Nederlandsch kruidkundig archief.djvu/75

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

62

dat de Heer J.B. Bernum te Denekamp reeds in 18998 en ook in dit jaar Rudbeckia hirta L. aldaar op paar plaatsen aantrof, dat de Heer F. ten Hoopen te Hengelo (0) op 6 Juni 1899 een drietal ex. aldaar vond van Neottia nidus avis L., en dat Anagallis tenella L. bij Laag-Soeren op een paar plaatsen zeer algemeen door hem is gevonden.

De Heer J.W.C. Goethart demonstreerde een door den Heer D. Lako bij Diepenveen verzameld exemplaar van Carex fulva Hoppe (Carex flava L. X C. Hornschuchiana Hoppe). Hij merkte op dat Carex hybriden te onzent slechts uiterst zeldzaam waren waargenomen en daar niet aangenomen mocht worden dat ons vaderland in dit opzicht bij het buitenland zou achterstaan, wekte hij de leden op hunne aandacht hieraan te schenken.

Voorts liet hij zien: Spiranthes aestivalis Rich., Drosera longifolia Hayne en Carum verticillatum Koch., door hem om Weerd verzameld. Wat de eerst genoemde plant betrof kon hij vaststellen dat zij niet beperkt was tot de indertijd door den Heer Dr. van der Sande Lacoste ontdekte groeiplaats Eindelijk deelde hij exemplaren mede van Goodyera repens R.Br., welke zeldzame indigene in een zeer groot aantal exemplaren waren ingezonden door den Heer Dr. L.H. Siertsema van de groeiplaats bij Havelte, die hij het vorig jaar ontdekte.

De door Mej. A. Ogterop ingezonden en ter tafel gebrachte planten, waren de volgende: Vicia angustifolia Roth. flor. alb., Veersehe weg bij Middelburg, Glyceria maritiraa M. et K. en Glyceria distans Wahlb. Oude Veersehe weg bij Middelburg, Trifolium resupinatum L. en Alopecurus utriculatus Pers. terrein der Meelfabriek te Middelburg, Lobularia maritima Desv.