Pagina:Nederlandsch kruidkundig archief.djvu/76

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

63

(Ahjssum maritimum Lam.) Domburgsche duinen, 1 ex., en Poa sudetica flaenck., Domburgsche manteling. De verschillende sprekers stonden het door hen ter tafel gebrachte materiaal aan het Herbarium der Vereeniging af.

Wegens het vergevorderde uur werd besloten de Vergadering te verdagen en deze door den Yoorzitter gesloten. Op Zaterdag den 26 Augustus werd de Vergadering des namiddags te half vier ure weder voortgezet. Aanwezig waren dezelfde leden, behalve de Heer Heukels die reeds vertrokken was.

Na behandeling van eenige huishoudelijke zaken, werden door den Voorzitter ter sprake gebracht de bezwaren door den Heer J. Kinker te Amsterdam ingebracht . tegen de door wijlen Prof. W.F.R. Suringar in de Remkumsche diatomeeenaarde gevonden soorten. (Zie: Ned. Kruidk. Archief 3e Serie, 1e deel, bl. 389.)

Genoemde Heer vond veel minder soorten dan Prof. Suringar en daaronder nog ettelijke door laatstgenoemden niet gevonden; hij meende daaruit de gevolgtrekking te moeten maken dat Prof. Suringar weinig beteekenende variëteiten als soorten had te boek gesteld.

De Voorzitter deed voorlezing van een gedeelte der te dezer zake tusschen de Heeren K. Bisschop van Tuinen en Th. Abeleven gevoerde briefwisseling, die de conscientieuse en van overdreven soortenmakerij zoo afkeerige werkwijze van den overledene in herinnering bracht en er op wees hoe gemakkelijk in een zoo uitgebreid gebied van diatomeeënaarde als het Renkumsche is, monsters van verschillende plaatsen een afwijkende samenstelling kronen hebben.

Ten slotte drukte hij den wensch uit beide lijsten in het Kruidkundig Archief te publiceeren, waarmede de aanwezigen zich ingenomen betoonden. (Zie: Bijlage tot deze vergadering.)