Pagina:Nederlandsch kruidkundig archief.djvu/84

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

VERSLAG

VAN DE NEGEN EN ZESTIGSTE VERGADERING

DER

NEDEELANDSCHE BOTANISCHE VEREENIGING

GEHOUDEN TE

Leiden op den 3en Februari 1900.



Tegenwoordig waren de Heeren: P.J.M. Schuijt (Honor. lid), Dr. L. Vuyck (Voorzitter), Dr. J.W.Chr. Goethart (Conserv. Herbarii), H.J. Kok Ankersmit, F.W. van Eeden, Dr. M. Greshoff, H. Heukels, Dr. J.M. Janse, Dr. J. Valekenier Suringar en Dr. J. van Vloten.

De Vergadering werd des namiddags te een ure door den Voorzitter geopend, die met enkele hartelijke woorden den Heer P.J.M. schuijt, honorair lid der Vereeniging, die voor de eerste maal de Vergadering bijwoont welkom heet en begroet ook nog in het bijzonder Dr. J.M. Janse die, na lange jaren in Buitenzorg te hebben doorgebracht, nu door zijn tegenwoordigheid blijk gaf van zijn onverflauwde belangstelling.

Bij afwezigheid van den Secretaris werden diens functiën opgedragen aan den Conservator Herbarii, die daarop de notulen van de 68e Vergadering te Ter-Apel gehouden voorleest. Naar aanleiding van het in de notulen vervatte werden door Dr. Janse eenige inlichtingen gevraagd over de door