Pagina:Nieuwe Tijdinghen 1620-04.djvu/5

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

5

schorssinge van Wapenen met de Bohemsche Rebellen, maer men heeft de Legaten gheen Acces gejont ende ter wijlen is ons legher den vyandt kloeckelijck involghende.
Den Turck heeft eenen Legaet gesonden om zijn Keyserlijcke Majesteydt gheluck te bieden van de Croone, men weet hier noch niet wat bevel hy daer neffen mach hebben.
Die Keyserlijcke Leger heeft de stadt Egenburg soo nauwe beleghert, dat kat noch hondt daer wt en kan. Men houdt voor vast dat den Graeff Anhalt ende Mansfeldt daer binnen zijn met vyf duysendt mannen, maer dat zijt niet lange en sullen maecken door stoute van Poeder, maer sy weten hun ten besten sy kunnen.
De Standen van Polen met hunnen Coninck hebben versch ghesloten te seynden, ten dienste des Keysers veertich duysent mannen. Niet teghenstaende dat op de Frontieren des Rijckx eenige duysent Tartarisen verweckt waeren door de Rebellen, liggen, om in het Rijc te vallen, maer en dient nieuwaerts toe, als on het Polackers Edeldom meer tegens hun eygen te verbitteren, die alreede hun kloeckelijck op rusten, om met veerdigher handt dit Barbaris ghespuys van kandt te helpen, ende daer naer oock te veerdiger hun te begeuen ten dienste des Christenrijckx teghens de Rebellen, als ghemeyne

H iijvyanden